
Tarwe teelt
Als we spreken over de teelt van tarwe kunnen we deze in hoofdzaak onderscheiden in 2 soorten. De wintertarwe en de zomertarwe. Het grootte verschil hiertussen is de tijd van het zaaien. Wintertarwe wordt gezaaid na de oogst van het voorgaande product maar kan uiterlijk tot half december worden gezaaid. Daarna wordt overgegaan op zomertarwe. In de meeste gevallen geven de boeren er de voorkeur aan om wintertarwe te zaaien. Deze heeft een hogere opbrengst dan zomertarwe. Helaas lukt het niet altijd om wintertarwe te zaaien.
Als het weer goed is staat de tarwe al met een week boven de grond. In het begin ziet het er uit alsof er gras is gezaaid. Tarwe valt dan ook onder de grassen. Grassen in het algemeen zorgen voor 80% van het voedsel. Zo zijn haver, gerst, roggen, spelt, rijst, mais gierst en teff naast tarwe allemaal grassoorten. De zaden van deze planten worden allemaal door de mens gegeten. Maar ook de dieren eten grassen.
De tarwe stoelt uit, waardoor er meerdere stengels groeien uit 1 zaadje. De tarwe wordt ongeveer 70 cm hoog en komt dan in de aar. In de aar komen na de bloei, de nieuwe tarwekorrels. Langzaam verkleurd de tarwe van groen naar geel. De tarwe is nu bijna rijp. Als de aren gaan knikken (buigen) is de tarwe rijp.
De tarwe wordt gedorst als de korrel een vochtpercentage heeft van rond de 16%. Afhankelijk van het eiwitgehalte in de korrel is deze geschikt voor baktarwe of voertarwe.